Bildersatztext

De geschiedenis van de bloed – hersenbarrière

Het eerste bewijs van de aanwezigheid van een barrière tussen het bloed en de hersenen dateert van meer dan 100 jaar geleden. Alles startte met een druppel blauwe kleurstof…

Aan het einde van de 19de eeuw werkte Paul Ehrlich, een Duitse dokter en wetenschapper,  met wateroplosbare kleurstoffen om biologische weefsels te kleuren. Hij ontwikkelde verschillende kleuringsmethodes die het mogelijk maakte om een onderscheid te maken tussen de verschillende types bloedcellen, dit omdat sommige cellen meer kleuring absorberen dan andere. Deze verschillen maakten het mogelijk om diverse bloedziekten te onderscheiden.

Toen Ehrlich het bloed van bepaalde dieren injecteerde met deze blauwe kleurstof, observeerde hij dat alle organen, met uitzondering van de ruggenmerg en de hersenen, blauw kleurden. Ehrlich concludeerde hieruit dat het centrale zenuwstelsel de blauwe kleurstof niet kon binden of absorberen. Deze bevindingen vormden echter de eerste onthullingen over een mogelijk bestaan van 2 verschillende compartimenten, namelijk het CZS (niet gekleurd) en een perifeer stelsel (gekleurd). Het uiteindelijke concept van deze 2 gescheiden compartimenten werd pas algemeen geaccepteerd toen later, één van Ehrlich's studenten, Edwin Goldman, enkele aanvullende experimenten deed. Goldman injecteerde op zijn beurt een blauwe kleurstof in muizen, maar ditmaal niet in de bloedstroom maar wel direct in de hersenen. Dit leidde tot een blauwkleuring van ruggenmerg en hersenen, terwijl in contrast de rest van de organen ongekleurd bleven! Het was deze observatie die een waar bewijs vormde voor de aanwezigheid van een echte barrière tussen de hersenen en de rest van het lichaam. De eigenlijke term ‘bloed – hersenbarrière’ werd enkele jaren later pas geïntroduceerd in de jaren 20’ door Lisa Stern middels haar onderzoek naar de doorlaatbaarheid van de hersenbarrières in muisembryo’s.